Homohaat en christendom

Op zaterdag 6 maart 2021 werd David P dood teruggevonden in een park in Beveren-Waas. Hij was slachtoffer van – waarschijnlijk – homofoob geweld, gepleegd door drie jongeren tussen 16 en 18 jaar.

Discriminatie en agressie wegens seksuele geaardheid heeft verschillende oorzaken. Religie is daar een van. En het christendom heeft er zich, in de loop van haar geschiedenis, ernstig schuldig aan gemaakt. Hoe komt dat?

In de Bijbel
Het begon in de Joodse Bijbel, ons Oud Testament. In het boek Leviticus lezen we: “Je mag niet het bed delen met een man zoals met een vrouw, dat is gruwelijk.” (Lev.18, 22) Een paar hoofdstukken verder wordt het nog erger: “Wie met een man het bed deelt als met een vrouw, begaat een gruweldaad. Beiden moeten ter dood gebracht worden en hebben hun dood aan zichzelf te wijten.” (Lev. 20, 13) En in zijn Romeinenbrief ziet Paulus homoseksuele handelingen als een straf van God voor de ongelovigheid van de heidenen (Rom. 1, 26-27.32).

Alle andere Bijbelse teksten die alluderen aan homoseksualiteit zijn discutabel. Het kwaad van Sodom, dat nochtans tot het woord ‘sodomie’ leidde, gaat niet over een seksueel vergrijp, maar over een grove schending van het gastrecht. In de evangelies is er van homoseksualiteit nergens sprake. En al de andere veroordelingen in Oud en Nieuw Testament betreffen de (tempel)prostitutie. Ofschoon homoseksuele daden van alle tijden zijn, komen homoseksuelen, mensen met een homoseksuele geaardheid, in de Bijbel in het geheel niet voor. De Bijbel doet uitspraken over een bepaald gedrag (in een context waar er ook regels staan over slaven en vrouwen die hun mond moeten houden), maar geen enkel citaat gaat over iets wat we vandaag als geaardheid begrijpen. Over twee mannen of vrouwen die lief en leed delen met alles wat daarbij hoort, gaat het eigenlijk nergens. De seksuele geaardheid is een relatief modern concept. Pas in de 18e-19e eeuw begonnen mensen in zichzelf een exclusieve neiging tot seksualiteit met het eigen geslacht te onderkennen (1).

Eén uitzondering misschien: de vriendschap tussen David en Jonatan, ontroerend beschreven in 1 Samuël 19 en 20 (“Jonatan en David kusten elkaar terwijl hun de tranen over de wangen liepen”) en in het klaaglied van David in 2 Samuël 1 (“Het verdriet verstikt me, Jonatan, je was mijn broeder, en mijn beste vriend. Jouw liefde was mij dierbaar, meer dan die van vrouwen”)

De katholieke kerk
De katholieke moraaltheologie heeft het over wraakroepende zonden. Dit zijn zonden, die volgens de bijbel om de wraak van God roepen: 1. vrijwillige doodslag, 2. tegennatuurlijke onkuisheid, 3. verdrukking van armen, vreemdelingen, weduwen en wezen, 4. onrechtvaardig achterhouden van het loon der werklieden. De catechismus van 1997 spreekt over zonden die ten hemel schreien (nr. 1867). De tweede wraakroepende zonde, waarmee feitelijk homoseksualiteit geviseerd wordt, heeft aanleiding gegeven tot heel wat debat binnen en buiten de kerk. De katholieke catechismus noemt het onveranderd een ‘ernstige ontaarding’ en steunt daarvoor op de Genesispassage van Sodom met de verzen over de luide roep om wraak (Gen. 18,20 en 19,13).

De officiële katholieke kerk maakt echter een duidelijk onderscheid tussen seksuele geaardheid en seksualiteit als het seksueel beleven van die geaardheid. Ze leert dat:

  • men veel respect, begrip en fijngevoeligheid moet hebben ten opzichte van homoseksueel geaarde mensen
  • men homoseksuelen niet onrechtmatig mag discrimineren
  • homoseksuele daden intrinsiek ongeordend zijn, in strijd met de natuurwet en de seksualiteit afsluiten voor de gave van het leven. Daarom keurt ze die af en vraagt dat homoseksueel geaarde mensen in kuisheid leven.

De Duitse bisschoppenconferentie liet in december 2019 in een persbericht weten: “Homoseksualiteit is een normale uiting van de menselijke seksualiteit, kan niet worden gewijzigd of genezen en daarom mogen homo’s en lesbiennes ook niet gediscrimineerd worden.” James Martin sj schreef met zijn boek ‘Een brug bouwen’, met akkoord van twee kardinalen en een publieke audiëntie bij paus Franciscus, hierover een verdienstelijke bijdrage. Hij verwijst naar katholieke scholen die LGBTQ+’ers die trouwen, ontslaan. Gaan ze dat ook doen met mensen die geen sikkepit geven om immigranten, wat niet minder ingaat tegen de katholieke leer?

De natuurwet
Wat Bijbel en kerkleer betreft is de oogst vrij beperkt. En dan moet nog het onderscheid gemaakt worden tussen wat specifiek tot het christelijk geloof behoort en wat tot de cultureel-maatschappelijke achtergrond. Die is uiteraard aan evolutie en verfijnd inzicht onderhevig. De wet van God is geen onveranderlijk gegeven, maar iets dat we, vanuit de grondhouding van Jezus, steeds meer op het spoor moeten komen. En die grondhouding van Jezus was er o.a. een van geweldloosheid en van een oneindig groot respect voor iedere mens. Hij beklemtoonde telkens opnieuw dat God niet zozeer naar het uiterlijk opvolgen van regels kijkt, maar naar de ingesteldheid van het hart.

De tegennatuurlijke onkuisheid, waarover sprake in de kerkelijke leer, verwijst naar de zogenaamde ‘natuurwet’. We zouden de natuurwet op vandaag kunnen begrijpen als een moreel basisinzicht, toegankelijk voor elk redelijk mens (dus ook van verschillende religies), boven de waan van de dag. Je zou het ook mensenrechten kunnen noemen. Mensenrechten hebben een bevrijdend aspect. Te veel leiders van landen veraf en soms ook te dichtbij zeggen immers dingen als “Bij ons zijn er geen homo’s, dat bestaat niet in onze cultuur”. Of nog: ” Bij ons geen democratie. Dat is een westers cultureel product, het past niet bij onze nationale identiteit.” Fundamentele rechten gaan echter aan een cultuur/omstandigheden/religies vooraf.
Het klopt wel dat we die fundamentele rechten geleidelijk op het spoor komen. Het meest nog in een respectvol gesprek, zonder gezagsargumenten. Daar zit bij het katholieke gebruik (eigenlijk misbruik) van de natuurwet een probleem. Humanae Vitae 4 is daarbij cruciaal. Kort gezegd: de natuurwet drukt op een redelijke wijze (dus los van de Openbaring) Gods wil uit. Vermits Petrus en de apostelen de opdracht krijgen de wil van God uit te dragen, ook de wil die God meedeelt in de natuurwet, komt het de paus (en het college van bisschoppen) toe de natuurwet te interpreteren. (De voetnoten van de encycliek verwijzen naar het evangelie van Matteus.) Hier zitten we met een probleem. Aan de éne kant zou de natuurwet voor elk redelijk mens toegankelijk moeten zijn. Aan de andere kant is er een leergezag nodig om haar uit te leggen en te interpreteren. Veel vertrouwen in de eigen kracht van “de natuurwet” schijnt de Kerk toch niet te hebben, als er uiteindelijk toch een te gehoorzamen leergezag aan te pas komt. Consequent is het in geen geval.

In gesprek
Ongeacht de discussie of er inderdaad een bepaalde vorm van “onafhankelijke” morele wet bestaat, is de praktijk veel belangrijker. Moraliteit ontstaat zelden in de reflectie over grote principes, maar in het gesprek met iemand anders, met iemand “anders geaard”. Dat ontbreekt soms in religieuze milieus. De Kerk had al lang een theoretisch standpunt over homoseksualiteit en er waren de geruchten in de kloostergangen. Het open gesprek met homoseksueel geaarde mensen is al te lang niet gevoerd.

Dat mogen we niet langer tolereren. Een priester die openlijk iets wil zeggen over zijn geaardheid moet zich veilig voelen. Wanneer twee vrouwen of twee mannen met geloof om Gods zegen komen vragen, is de enige loyauteit die telt die aan de liefde. Ook bij religieus onderricht, van welke confessie dan ook, zou elke leerling in de klas met een gerust hart moeten kunnen spreken.

(Rob Debels/Vincent Orroi)

(1) David F. Greenberg, The Construction of Homosexuality. Chicago, University of Chicago Press, 1988. Korte samenvatting en recensie door Warren L. Holleman in Journal of the American Academy of Religion, deel 61, nr. 4 (winter 1993), p. 831-834

Categorieën: Uncategorized