Geen mens kon het zich voorstellen tot en met eind 2021: de – in oppervlakte – twee grootste landen van Europa die een bloedige oorlog uitvechten. Grensoverschrijdende agressie op ons eigenste continent. Onze kerkelijke leiders roepen op om te bidden om vrede. Maar wat heeft dat voor zin?
Oosterhuis’ eerste boek, verschenen in 1966, heette ‘Bid om vrede’. Een gebedenboek, inderdaad, met als eerste:
Gij wacht op ons
totdat wij opengaan voor U
wij wachten op uw woord
dat ons ontvankelijk maakt.
Stem ons af op uw stem
op uw stilte,
spreek ons uw zoon tegemoet,
Jezus, het woord van uw vrede.
Dit is geen magisch bidden, alsof God die vrede buiten ons om zal bewerken. We bidden om ontvankelijkheid. In zijn bidden stemde Jezus zich helemaal af op de wil van zijn Vader. Vrede als vrucht van gerechtig handelen.
Zo kunnen, ja moeten wij ook zelf bidden om vrede. Dat wij ons door God laten kneden tot mensen die zijn vrede doen op deze arme aarde. Dat zal bloed, zweet en tranen kosten, maar niet in de betekenis die Winston Churchill eraan gaf. Begrip opbrengen voor het standpunt van de tegenstander, ontroerd worden om het leed dat anderen wordt aangedaan, het stil maken, luisteren naar God en naar de mensen, je informeren. En daarna opstaan, actie voeren, banden smeden, politiek bedrijven, moeizaam zoeken om uit de impasse te geraken, samen, niet alleen. Want bidden om vrede is niet vrijblijvend maar net het tegendeel.
(Rob)