1969

In november 1969 hielden Wilfried Vanneste en ikzelf een enquête bij 1426 jongeren in het kader van onze verhandeling bij professor Antoon Vergote. Het onderwerp: ‘Het godsbeeld bij adolescenten. Een godsdienstpsychologisch onderzoek bij de mannelijke adolescenten van het vrij onderwijs in West-Vlaanderen’. We legden aan drie representatieve groepen onze formulieren voor: aan de jongeren van het eerste, het derde en het zesde jaar secundair.

We stelden hen o.a. de vraag of ze in het bestaan van God geloven.

De antwoorden luidden:

  • Ik geloof vast dat God bestaat; dit is voor mij absoluut zeker: 1ste jaar: 44,8 %, 3de jaar: 30,0 %  6de jaar: 16,4 %
  • Ik geloof dat God bestaat; dit is voor mij een zekerheid al heb ik hieromtrent vragen: 1ste jaar: 32,9 %, 3de jaar: 34,1 %; 6de jaar: 35,9 %
  • Ik twijfel soms aan het bestaan van God, maar toch ben ik geneigd in zijn bestaan te geloven: 1ste jaar: 20,5 %, 3de jaar: 28,8 %, 6de jaar: 33,7 %
  • Ik kan moeilijk in het bestaan van God geloven: 1ste jaar 1,4 %, 3de jaar: 6,7 %, 6de jaar: 9,9 %
  • Ik geloof niet in het bestaan van God: 1ste jaar: 0,7 %, 3de jaar: 0,7 %, 6de jaar: 4,4 %

Het laat zich raden dat de antwoorden er in 2020 helemaal anders uitzien. We zullen dit verder in dit artikel toetsen aan een eigentijds onderzoek.

Ook de mispraktijk laat zich gemakkelijk meten:

  • elke zondag: 1ste jaar: 95,3, 3de jaar: 89,0 %, 6de jaar: 70,4 %- onregelmatig (vb. maandelijks):      1ste jaar: 2,5 %, 3de jaar: 6,4 %, 6de jaar: 13,5 %
  • nu en dan of nooit: 1ste jaar: 1,4 %, 3de jaar: 3,8 %, 6de jaar:14,7 %

Natuurlijk is het verschil met de huidige situatie, ’50 jaar later’, fenomenaal.

Aan de 6de jaars boden we ook 34 uitdrukkingen aan, waarin op verschillende wijze het godsbeeld wordt omschreven. De groep ondervraagden bestond uit 470 jongeren. Welke items scoorden gemiddeld het hoogst? In deze volgorde:

  1. de diepste kern van alwat bestaat
  2. een hogere werkelijkheid die al het bestaande omvat
  3. een naam aan het bestaansmysterie gegeven
  4. het uiteindelijk levensdoel
  5. de kracht om me in te zetten voor betere wereld

Welke items scoorden het laagst?

  1. de oriënterende kracht in de geschiedenis
  2. degene die alles wat met de mens gebeurt ten goede keert
  3. degene die de menselijke nood lenigt
  4. degene aan wie de mens zich te onderwerpen heeft
  5. iemand die zich bekommert om de concrete menselijke problemen
  6. degene die de mens naar zijn daden oordeelt

Wel valt het op dat, in veel gevallen, het gemiddelde bekomen wordt door een ruime spreiding over de zeven stappen van de schaal. Dit is het sterkst het geval met het item ‘de enige afdoende verklaring voor het bestaan van de wereld’:

  • helemaal niet akkoord: 26,0 %
  • niet akkoord: 9,1 %
  • eerder niet akkoord: 5,7 %
  • geen mening: 11,5 %
  • eerder akkoord: 8,9 %
  • akkoord: 14,5 %
  • helemaal akkoord: 24,7 %

En over welk godsbeeld heerst de grootste eensgezindheid? Over ‘degene die een richting geeft aan de evolutie’, maar dan wel in de zin van afwijzing:

  • helemaal niet akkoord: 27,9 %
  • niet akkoord: 13,2 %
  • eerder niet akkoord: 14,5 %
  • geen mening: 17,7 %
  • eerder akkoord: 10,8 %
  • akkoord: 7,8 %
  • helemaal akkoord: 8,7 %

Er zijn wel aanzienlijke verschillende tussen de Latijnse, moderne en technische/beroepsafdelingen. Maar dat zou ons hier te ver brengen.

Toch is wel opvallend dat in 1969 het rechtstreekse ingrijpen van God in de geschiedenis en in het leven van de mens weinig hoge toppen scoort. Dit in tegenstelling tot meer ‘moderne’ godsbeelden die opvallend goed scoren.

2020

De faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KULeuven doet al jaren empirisch onderzoek naar de levensbeschouwelijke identiteit bij leerlingen in het basis- en het secundair onderwijs. De resultaten hiervan werden opgenomen in een onderzoek bij jongvolwassenen en gepubliceerd in Tertio van 25 augustus 2021.We distilleren hieruit die bij de leerlingen van het secundair, zodat we ze kunnen vergelijken met ons eigen onderzoek in 1969.

De onderzoekers hanteren hiervoor de schaal van Hutsebaut, de zogenaamde Post-Kritische Geloofsschaal. Meer uitleg hierover kan je lezen in het betreffende nummer van Tertio. De onderzoekers komen tot een opdeling in 4 categorieën. De schaal gaat van helemaal niet akkoord (1) over noch akkoord – noch niet akkoord (4) tot helemaal akkoord (7). Bekijken we even de resultaten voor de leerlingen van het secundair.

1. letterlijk geloof: 1ste jaar: 3,1  3de jaar: 2,7  6de jaar: 2,2 (dus is de meerderheid niet akkoord)

2. externe kritiek: 1ste jaar :3,5  3de jaar: 3,6  6de jaar: 3,7 (dus is de meerderheid eerder niet akkoord)

3. relativisme: 1ste jaar: 4,9  3de jaar: 5,0  6de jaar: 5,2 (dus is de meerderheid eerder akkoord)

4. post-kritisch geloof: 1ste jaar: 4,0  3de jaar: 3,7  6de jaar: 3,4 (dus lichtjes niet akkoord)

Vergelijking 1969 – 2020

De onderzoekers van 2020 werken met twee assen. Links staat ‘geloof’ waaronder het letterlijk en het post-kritisch (symbolisch) geloof. Rechts staat ‘ongeloof’ waaronder de externe kritiek (godsdienst verwerpen) en het relativisme (iedereen heeft een gelijkwaardige mening).

Wat levert dan de vergelijking tussen 1969 en 2020 op?

De 1ste jaars van 1969 komen, op de as geloof-ongeloof (van 1 tot 7), uit op 6,2

De 3de jaars van 1969 komen er uit op 5,9

De 6de jaars van 1969 komen er uit op 5,3

Meer dan merkelijk hoger dus dan in 2020 (die uitkomen tussen 2,2 tot 4), zoals overigens te verwachten was. Zelfs de leerlingen van het basisonderwijs scoren in 2020 gemiddeld nooit hoger dan 4,5. De voorbije halve eeuw is het geloof in God bij de jeugd dus echt gekelderd.

Daartegenover lijkt het godsbeeld zelf minder aangetast. Wat we hierboven een meer ‘modern’ godsbeeld noemen bij de meeste 6de jaars van 1969, komt in grote lijnen overeen met het post-kritisch geloof van 2020. “Vanuit een gelovig oogpunt, schrijft Emmanuel Van Lierde, is die laatste categorie ideaal: het letterlijk geloof maakte plaats voor een symbolische affirmatie van het geloof”.

En nu naar: 30 tot 80 na Christus

Waar was het de historische Jezus van Nazareth om te doen? Om Gods heerschappij over deze wereld. Hij predikte niet zichzelf, maar wel een God die helemaal bedacht is op menselijkheid. Lees hierover in vorig nummer van deze Nieuwsbrief: ‘Christen zijn is door en door menselijk zijn’.

Maar 50 jaar later is Jezus zelf voorwerp geworden van de christelijke verkondiging. In zekere zin terecht: want hij heeft die menslievende God wel op een uitzonderlijke manier gestalte gegeven. Maar toch ook onterecht. Oorspronkelijk ging het in het christendom om een nieuwe aarde. Wij zouden zeggen: om een maatschappij met heel veel aandacht voor rechtvaardigheid, vrede en zorg voor de natuur. Maar in de loop van kerkgeschiedenis is alles zich gaan focussen op Jezus Christus, de zoon van God. En, in het bijzonder sinds de middeleeuwen, steeds meer op een leven na de dood. Dit had als kwalijk neveneffect dat de zorg om mens en schepping op de achtergrond geraakte.

Ook op andere vlakken hadden opmerkelijke verschuivingen plaats tussen de jaren 30 en 80. Rond het jaar 80 werden de evangelies geschreven. Sommige van die evoluties gebeurden in positieve zin: de universaliteit van het christendom werd een verworvenheid en de christelijke moraal kwam meer en meer in de buurt van de eerbiediging van de mensenrechten. Maar er waren ook ontwikkelingen die afbreuk deden aan de oorspronkelijke inspiratie. Onverdraagzaamheid tegenover zogenaamde sekten, joden en – later – moslims is daar maar een van. Het dualisme is, onder invloed van het neoplatonisme een ander. Lichaam en ziel werden als tegengestelden gezien, wat geenszins het geval was in het jodendom en bij Jezus. Seksualiteit werd iets zondigs. Ascese werd het tegendeel van genieten. De christelijke inspiratie werd in dogma’s gegoten. En er was, sinds Constantijn, de onzalige alliantie tussen kerk en (autoritaire) staat . Al heel spoedig na Jezus’ heengaan waren er zowel positieve als meer bedenkelijke evoluties.

En nu? De evolutie van de voorbije 50 jaren hoeft geen ramp te zijn. Als we maar in staat zijn om in de eenentwintigste eeuw de tekenen van de tijd te onderscheiden en ernaar te handelen. Jezus van Nazareth blijft hierbij onze onnavolgbare gids.

(Rob)

Categorieën: Teksten