Met de oorlog in Oekraïne en de klimaatverandering ervaren we meer dan ooit hoezeer het grote kwaad realiteit is. Tegelijk is er al het andere onheil, dat uit onze aandacht verdwijnt maar dat evenzeer blijft voortwoekeren: de onderdrukking van meisjes en vrouwen in Afghanistan, de bloederige conflicten in Jemen en Oost-Congo, en – dichter bij huis – de wachtlijsten die sommige mensen tot wanhoop drijven en de groeiende kloof tussen extreem rijk en arm.

Twee reacties hierop die niet aan te raden zijn: de ogen sluiten, de kop in het zand, “Ik heb al genoeg met mijn eigen problemen” zei iemand mij onlangs. Maar ook: zwartgalligheid die kan leiden tot depressie, het tv-journaal dat onze levenslust ondermijnt.

Als tegengif mogen we, wat Emmanuel Levinas ‘de kleine goedheid’ noemt, toedienen. Die kleine goedheid presenteert hij niet als ‘lollige liefde’ of altruïstisch sentimentalisme: ze ligt ingebed in een visie op samenleven in verantwoordelijkheid.

Ze is een alledaagse, menselijke goedheid die elke ideologie, elk systeem, elke religie of sociale en politieke ordening overstijgt: de goedheid van een oude vrouw die een krijgsgevangene een stuk brood brengt, de goedheid van een soldaat die een gewonde vijand uit zijn veldfles laat drinken, de goedheid van de jeugd die medelijden toont voor de ouderdom, de goedheid van een boer die een oude jood op zijn hooizolder verstopt… Het zijn voorbeelden van mensen die zich laten raken door het kwetsbare gelaat van de ander en, soms in extreme omstandigheden, onvoorwaardelijk kiezen voor onbaatzuchtigheid.

Levinas benadrukt dat het om een ‘kleine’ goedheid gaat. Ze kan nooit in een ethisch systeem verankerd worden. Ze is volstrekt weerloos tegenover de machten van het kwaad. Het zijn gewone mensen, ‘simpele zielen’, die haar verdedigen en ervoor zorgen dat ze zich telkens weer herpakt. Ze is gratuit, en juist daardoor eeuwig, ook al is ze onmachtig om een wereld zonder geweld te garanderen.

Hier is geen sprake van een ‘gebod’ of een ‘wet’. Levinas noemt dat het Oneindige in het eindige, het Goede in mij, dat als een smeulend vuur onder de as in elke mens aanwezig is en blijft. Hij verwijst naar het fameuze laatste oordeel in Mattheüs 25, voor hem een cruciale tekst. Het oordeel dat ertoe doet is geen eindafrekening van het goede met het kwade, maar maakt een onderscheid tussen mensen. Het verschil ligt in concrete daden van goedheid die mensen volbrengen. En het verrassende verdict luidt: Al wat je voor deze minste broeders van mij hebt gedaan, heb je voor mij gedaan. (Mt 25,40) De koninklijke Mensenzoon vereenzelvigt zich dus met mensen-in-nood, waardoor hij zich van zijn heerschappij ontledigt.

Levinas verwerpt daarmee uitdrukkelijk het beeld van de almachtige god. Na Auschwitz is die god van zijn troon gevallen en definitief doodverklaard. Barmhartigheid is de basis en het sluitstuk van zijn ethiek van het naakte gelaat van de ander: de barmhartigheid van God die zich voltrekt doorheen de concrete mens en zijn daden van dwaze, zinloze goedheid. De kleine goedheid als goddelijke vonk in de mens. Ze wint nooit, maar wordt ook nooit overwonnen. Ze houdt het perspectief en de hoop levend op een meer humane en genereuze samenleving. (Roger Burggraeve in: Golfslag, driemaandelijks tijdschrift Unie Religieuzen van Vlaanderen, 14de jaargang, 2020, nr. 2, pp. 91-100)

Het komt erop aan beide samen vast te houden: je blijven informeren met bijhorende zorg voor deze planeet en haar bewoners, bij de toenemende gevolgen van de klimaatverandering, protest tegen oorlogen en onderdrukking. En tegelijk: die kleine, schijnbaar onooglijke daden van liefde en compassie. Overeenkomstig de Talmoedische uitspraak “Wie één mensenleven redt, redt de hele wereld”.

(Rob)

Categorieën: Teksten