Een beetje met ’n keer stappen we uit de lockdown. Corona blijft aanwezig, maar we hopen en geloven dat het ergste voorbij is. Vraag is: hoe zal het leven vanaf nu verder verlopen?

Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel proberen we, in de mate van het mogelijke, alles van voordien te herpakken. Onze vroegere gewoonten terug opnemen: op het gebied van kopen en verkopen, op het gebied van eten en drinken, van werken en ontspannen, op het gebied van reizen. Opnieuw in de oude tredmolen.

Hetzelfde ook in het maatschappelijk en economisch leven. Wat stilgevallen was of op een laag pitje brandde, weer in gang steken of aanwakkeren. Dezelfde consumptiegoederen produceren. Dezelfde luchtvervuiling. Dezelfde aantasting van de biodiversiteit. Dezelfde scheefgetrokken verhoudingen op wereldvlak. Dezelfde onbarmhartige houding tegenover vluchtelingen.

Het evangelie nodigt ons uit om Jezus te volgen, ook als dit conflicten met zich meebrengt. Dat is de tweede mogelijkheid. Je vroegere leven verliezen om het echte leven te winnen. Niet om tegendraads te zijn, maar omwille van de zaak van God. Het evangelie is een oproep om onvoorwaardelijk het rijk Gods, zijn nieuwe wereld te dienen. Om Jezus achterna te gaan, op zijn weg die naar het leven leidt.

Voor de apostelen, ten tijde van Jezus, was dat: alles en allen verlaten – de eigen familie – om mee op te trekken met Jezus, die wandelende predikant. Onvoorstelbaar eigenlijk. Petrus was getrouwd: het evangelie heeft het over zijn schoonmoeder. Jacobus en Johannes hielpen hun vader Zebedeüs in zijn vissersbedrijf. Matteüs hield een tollenaarskantoor open. Dat zomaar achter je laten: het is toch niet evident.

Voor de eerste christenen was dat: zich ten dienste stellen van Jezus de gekruisigde, die nu leefde in hun jonge gelovige gemeenschap. Zich helemaal toewijden aan dat nieuwe project. Zonder financieel voordeel, integendeel: “Niemand wilde zijn bezit alleen voor zichzelf houden. In plaats daarvan deelden ze alles wat ze hadden.” (Hand. 4, 32).

Voor ons is dat: ieder mens die in nood verkeert zien als onze broeder of zuster. Want deze noodlijdende is een broeder van Jezus. En dus aan een van deze geringe mensen een beker koel water te drinken geven. Kerk zijn is dan: ons met onze eigen gemeenschap ten dienste stellen van een universele broederschap. Dit kan onmogelijk ‘business as usual’ zijn, want de wereld was tot nu toe helemaal niet zo een universele broederschap. Als we Jezus werkzaam willen laten zijn in ons, dan kunnen niet terug naar vroeger.

Jezus zegt er niet bij dat dit gemakkelijk zal zijn, integendeel. Het is: hem achterna gaan, ook op zijn lijdensweg. Ook bij tegenkanting onvoorwaardelijk kiezen voor Gods nieuwe wereld.

Wat dit volgen in detail inhoudt, dat zal ik hier nu niet uit de doeken doen. Het volstaat te zeggen dat het zowel een persoonlijke als een politieke dimensie heeft. Zelf anders gaan leven en ijveren voor een ander beleid. Misschien heb je nog gehoord van de Europese Green Deal, dat ’n soortgelijk beleid wil doorvoeren?

Daarvoor uitkomen, zo je leven veranderen, het kan tot spanningen leiden, op de eerste plaats binnenin jezelf. Maar ook: het heeft toekomst. Het opent, na corona, deuren voor jezelf en voor de aarde die ons gegeven is.

Inspiratie bij Edward Schillebeeckx, Jezus, het verhaal van een levende, H. Nelissen Bloemendaal, derde vermeerderde druk, 1975, blz. 182-183. 349. 486

Categorieën: Teksten