“Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken. Zo mag het bij jullie niet gaan.” (Marcus 10, 42-43)

Hoe Vladimir Poetin met macht omgaat is duidelijk. Als hij zijn zin niet krijgt, grijpt hij naar bruut geweld. Los van alle internationale en nationale rechtsregels. Zo is het gegaan tegenover buurland Oekraïne met de afschuwelijke gevolgen vandien. In Palestina gebeurt hetzelfde: ook hier zijn de gevolgen van de wet van de sterksten, nu opnieuw sinds 7 oktober 2023, onoverzichtelijk en mensonterend. Terwijl, op zoveel andere plaatsen van onze planeet, mensen hun medemensen en de andere levende wezens uitbuiten voor eigen voordeel.

“Zo mag het bij jullie niet gaan” zegt Jezus tegen zijn leerlingen. Heeft de rooms-katholieke kerk zich aan deze woorden gehouden? Het kindermisbruik door geestelijken was een vorm van machtsmisbruik. Onlangs ging hierover op Canvas een aangrijpende documentatiereeks ‘Godvergeten’. Talrijke slachtoffers van kindermisbruik, waaronder Marc Vangheluwe – neef van –,  kregen er het woord. 

Deze wantoestanden kunnen niet streng genoeg aangeklaagd worden. Bovenal omwille van het lijden dat deze kinderen werd aangedaan. Decennia later noemen ze zichzelf ‘overlevers’. Want velen van hen gaan hun verdere leven lang gebukt onder de vergrijpen waarvan ze als kind het slachtoffer waren. In ons land behoren het grootste deel van deze misdaden tot een min of meer ver verleden. Gelukkig maar. Toen Jozef De Kesel van 2010 tot 2015 bisschop van Brugge was heeft hij zich geen moeite gespaard om deze gebroken mensen op te vangen en genoegdoening te schenken.

Nauwer aansluitend bij Jezus’ woorden is de manier waarop de kerk eeuwenlang als een klerikaal en autoritair systeem functioneerde. Rik Devillé analyseerde dat al in 1993 in zijn eerste boek ‘De laatste dictatuur’. Toen hij daarop, tot zijn verbazing, een massa getuigenissen binnenkreeg van slachtoffers van seksueel misbruik in de kerk, ontdekte hij: gecentreerde macht gaat in de kerk hand in hand met grensoverschrijdend gedrag.

Tegen dat hiërarchisch instituut kwam protest. In Vlaanderen gebeurde dat via twee petitieacties. In 1996 verzamelde een petitie onder de naam  ‘Het verlangen van het godsvolk’ 14.500 handtekeningen. En op 9 februari 2012 werden, op initiatief van Evangelie Levensnabij, onder de naam ‘Gelovigen nemen het woord’, 8235 handtekeningen aan de Vlaamse bisschoppen in Mechelen overhandigd. Sindsdien worden stappen gezet in de goede richting. Toch bleef het mannelijk klerikaal kerkmodel grotendeels overeind.

Daartegen staat: een andere kerk is mogelijk. Door paus Franciscus werd het begrip ‘synodale kerk’ gelanceerd, met in vertaling ‘samen op weg’. De bedoeling is goed. De realisatie verloopt moeizaam. Ze betekent dat pastoors en pastorale werk(st)ers, bij de voorbereiding van een uitvaartdienst, echt in dialoog gaan met de nabestaanden. Het is maar een voorbeeld. Meer algemeen: dat er een kerkopbouw komt van onderuit. Christenen stellen zich, als zussen en broers, samen met anderen, ten dienste van mensen in nood, en werken aan een aarde waar het goed leven is voor allen. 

Blauwdruk van een ander soort kerk

“Het gaat bij het misbruik in de kerk niet alleen om enkele rotte appels en er valt niet één oorzaak aan te wijzen. Het gaat om een systemisch probleem dat voortkomt uit een giftige cocktail van oorzaken. Zolang die toxische klerikale cultuur niet wordt ontmijnd, zal de bom van het misbruik telkens weer in het gezicht van de kerk – niet alleen van de rooms-katholieke trouwens – ontploffen. Dat ontmijningswerk staat nog maar in de kinderschoenen.”

Emmanuel Van Lierde die zijn commentaar op ‘Godvergeten’ zo begint, is niet van de minsten. Jarenlang was hij hoofdredacteur van het, in kerkelijke middens, hoog gerespecteerde christelijk opinieweekblad Tertio.

Een systemisch probleem dus. Je kan het vergelijken met de klimaatproblematiek. Het volstaat niet links en rechts enkele natuurvriendelijke maatregelen te nemen: ons economisch systeem zelf deugt niet. Meer en meer mensen, zelfs de paus, onderschrijven deze analyse. Maar hoe moet het dan verder? Bij deze vraag slaan de kerkgetrouwen de armen in de lucht.

“Misschien gaan ze straks onze wedden afpakken. Dan zijn niet alleen de overblijvende pastoors de dupe, maar ook de pastorale werk(st)ers. Wat moet er gebeuren met onze parochies of pastorale eenheden? Wat met onze vormelingen? Wat met de zondagsmissen? Wat met de doopvieringen?” Ook in de diocesane priesterraad worden nu deze vragen gesteld.

We zitten inderdaad gevangen in een kerkbeeld van vroeger. En een ander is niet zomaar voor handen. We kunnen wel inspiratie putten uit de kerk van vóór Constantijn  (het Edict van Milaan, 313). Vanaf toen werd ze doorheen de eeuwen een machtig klerikaal instituut. En daar moeten we van af.

Er zijn sindsdien wel ernstige hervormingspogingen geweest. De meest bekende zijn die van Franciscus van Assisi (vanaf 1210) en die van Luther en de Reformatie (vanaf 1517). De eerste speelde zich af binnen de Rooms-katholieke kerk, maar werd al vlug ingekapseld en ontkracht. De tweede belandde – eveneens al te vlug – erbuiten, en leidde tot een rampzalige verdeeldheid. Denk alleen maar aan de godsdienstoorlogen.

Niet alleen de Rooms-katholieke kerk is in crisis, ook het huidig Protestantisme kent die. Allen hebben af te rekenen, niet enkel met de schandalen, maar ook met een schrikwekkende daling van het aantal kerkleden en ambtsdragers. Ook al kan de secularisatie hiervan de hoofdoorzaak zijn, dit ontslaat ons niet van de plicht om onze kerkstructuren grondig te hervormen.

Is deze nieuwe Reformatie mogelijk? Dat weten we nog niet. Maar het is het proberen waard. We beperken ons tot ons eigen land. Want hier ligt onze primaire verantwoordelijkheid.

Wellicht moeten twee zaken tegelijk gebeuren. Eerst en vooral: van onderuit – synodaal – een ander soort kerk opbouwen. Niet territoriaal, maar vanuit kleine kernen van gelovigen. Daarbinnen bestaan drie werkterreinen:

1. Diaconie of maatschappelijk engagement. Bijvoorbeeld ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers, mensen in armoede, bewoners van rust- en verzorgingstehuizen, jonge mensen in de scholen, ziekenhuizen, gevangenissen,… Of beter: niet ‘ten aanzien van’ maar ‘samen met’. Christenen zorgen ervoor dat er – plaatselijk –  respect heerst voor deze mensen en – wereldwijd – voor de ontelbare mensen die te lijden hebben onder onrecht in het algemeen en de klimaatverandering in het bijzonder. Ze doen dat in samenwerking met mensen met een andere overtuiging.

2. Een eigentijdse liturgie. In een begrijpelijke taal. Met aandacht voor symbolen en visuele aankleding. In dialoog met de deelnemers. Verankerd in het evangelie, maar tegelijk gevoelig voor de huidige samenleving.

3. Verkondiging, of Bijbels Leerhuis, of geloofsverdieping, of hoe je het ook noemt. Traditioneel heet dat ‘het woord Gods’. Maar dan niet van boven naar beneden, want God spreekt ‘op velerlei wijzen tot de vaderen door de profeten, tot ons door de Zoon’ (Heb. 1, 1-2), maar ook via de tekenen van deze tijd (Lc. 12, 56).

Hoever staan we met dit nieuw soort kerk al in Vlaanderen? En zijn de territoriale parochies hiervoor de aangewezen kanalen? Alleen een kerk, verlost van klerikalisme, is heden in staat te beantwoorden aan deze opdracht.

Veel van deze gemeenschappen van gelovigen bestaan thans al. Iedereen kan ongetwijfeld een aantal voorbeelden noemen. Maar vanaf nu moeten in deze kleine gemeenschappen de meeste aandacht en middelen geïnvesteerd worden. Ook dienen deze drie werkterreinen niet in alle initiatieven tegelijk ontwikkeld te worden. Wel moet er een openheid zijn op beide andere, die er op dit ogenblik nog niet aan bod komen.

Een dergelijke kerk, als netwerk van geloofsgemeenschappen, staat niet alleen dichter bij die van de eerste eeuwen, ze sluit ook sterker aan bij Jezus en zijn evangelie. Sterker dan een top-downkerk zoals we die de voorbije eeuwen gekend hebben. Daarnaast kunnen er impulsen komen van de overkoepelende instantie. Een voorbeeld hiervan: op 4 oktober 2023, feest van Sint-Franciscus, verscheen het tweede deel van de encycliek ‘Laudato Si’ onder de naam ‘Laudate Deum’. Die gaat uit van de zorg voor de slachtoffers van milieu- en klimaatongerechtigheid, alsook van een streven naar de beëindiging van ‘de zinloze oorlog tegen ons gemeenschappelijk huis’.

Het is tevens de taak van deze ‘hogere’ kerkelijke instantie om misbruiken, zoals we die in het klerikale kerkmodel gekend hebben, te voorkomen, de schuldigen, die er ook dan kunnen zijn, te sanctioneren en bovenal de slachtoffers te erkennen en te ondersteunen.

En dan ten tweede. Het goede dat momenteel bestaat binnen de territoriale pastoraal moet niet meteen worden afgebouwd. Het blijft verder bestaan, maar wordt toch langzaamaan geïntegreerd in de nieuwe kerkgemeenschappen. Op sommige plaatsen waar ze goed functioneren kunnen pastorale eenheden ook blijven bestaan; ze worden dan wel in handen gelegd van teams die functioneren buiten elke klerikale bevoogding.

Door af te stappen van het territoriaal model worden we wellicht duidelijker een minderheidskerk, maar… “als gelovige minderheid kan je zinvol aanwezig zijn in de samenleving” zegt Bruno Spriet, secretaris-generaal van de Belgische bisschoppenconferentie. “We moeten in België positief leren omgaan met die positie, waartoe ook kardinaal Jozef De Kesel oproept in zijn boek Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving.

(Rob)

Categorieën: Teksten