Je hoorde het na de verkiezingen van 2024 steeds luider klinken: “Laat extreemrechts toch besturen. Als ze de verkiezingen winnen, dan is het toch gewoon democratisch dat ze de macht mogen uitoefenen, zeker?”
Het lijkt logisch. Maar het is net levensgevaarlijk voor de democratie. Want, eens aan de macht, kunnen/zullen ze die gebruiken om de rechtsstaat af te bouwen. We zien dat nu al in vele landen gebeuren.
Bieke Purnelle geeft een scherpe analyse (DS 10 januari 2025):
Radicaal-rechtse leiders zijn niet dom. Ze weten duivels goed dat je kiezers voor je wint door zondebokken aan te wijzen voor de ellende die mensen treft. Die zondebokken bevinden zich nooit in een privéjet of een penthouse, maar in de zweterige plooien van de samenleving. Het radicaal-rechtse discours heeft een helder afgelijnde en weerloze ‘andere’ nodig, aan wie alles wat verkeerd loopt, kan worden toegeschreven.
Verkiezingen win je door te beloven dat je migranten zult deporteren, niet door te zeggen dat je uitkeringen zult schrappen of werknemersrechten zult inperken. Nadat je die verkiezingen hebt gewonnen met die eerste belofte, kun je ongehinderd het tweede doen en zo de steun van je kapitalistische bondgenoten bestendigen. Het is briljant in zijn eenvoud.
Hoe daartegen ingaan? Met alleen te fulmineren tegen extreemrechts riskeer je ze alleen maar sterker te maken. Dan hebben mensen het gevoel dat jij hun miserie niet ernstig neemt terwijl ze zich wel begrepen voelen door de Trumps, de Van Griekens en de AfD-ers.
En dus is een eerste vereiste dat je je solidair opstelt aan de zijde van mensen die zich aan de kant gezet voelen. Samen met hen zoeken hoe je hun situatie kunt verbeteren. Via vakbonden bijvoorbeeld, een sterk middenveld, armoedeorganisaties,… Dat is het eerste en voornaamste: dat de oorzaken waarom ze zich ellendig en uitgesloten voelen worden aangepakt. Het liefst in samenspraak met deze mensen
In tweede instantie, en nauw met het eerste verbonden, kan je dan aan vorming doen. Maatschappijanalyse, heet dat. Of noem het ‘zien, oordelen, handelen’. Hier speelt onderwijs een belangrijke rol. Van jongs af aan moeten kinderen leren om kritisch na te denken. Want ‘kritisch’ heeft niets negatiefs, integendeel.
Kritisch denken of een kritische houding, is een vaardigheid die aangeleerd en gebruikt kan worden om te beslissen of een bewering waar, gedeeltelijk waar, of fout is en of een redenering geldig is. Kritisch denken biedt handvatten om de natuurlijke, menselijke neiging, om iets voetstoots aan te nemen te beteugelen, en helpt onlogische redeneringen en denkfouten te herkennen en te voorkomen. Het woord ‘kritisch’ is afkomstig van het Oudgrieks ‘kritikos’, dat ‘in staat om te onderscheiden’ betekent.
Hier vallen me de woorden van Paulus te binnen: “En dit is mijn bede: dat uw liefde steeds rijker wordt aan ware kennis en fijngevoeligheid in alles, om te kunnen onderscheiden waar het op aankomt” (brief aan de Filippenzen 1, 9-10). En ook de levenspraktijk van Jezus: hoe hij het gezelschap opzocht van de zondebokken van zijn samenleving. Misschien moeten wij wel hetzelfde doen?